Het zegt vooral veel over deze stad waar de schietspoelbourgoisie ooit de plak zwaaide. Er wordt namelijk graag en goed geleefd, waardoor je je er als bezoeker ook altijd welkom voelt. Een leuke t(r)ip voor wanneer we terug uit ons kot mogen.
In de Middeleeuwen was Ronse een bedevaartsoord waar ze van heinde en verre naartoe kwamen. Veel had te maken met de relikwieën van St. Hermes die in de prachtige 11de eeuwse crypte van de Sint-Hermesbasiliek bewaard worden.
Geesteszieken kwamen hier om genezing vragen. Maar er bestond een gezegde: ‘St Hermes geneest alle gekken, maar laat die van Ronse verrekken.’ De eigen zotten zoals zij ze graag noemen werden aan hun lot overgelaten, want om van de gunsten van de heilige Hermes te genieten moest je eerst minstens 25 km te voet afleggen. Daarom wordt elk jaar de Fiertelommegang georganiseerd, een tocht van 32,5 km rond het stadje zodat ook de bewoners op de gunsten van hun patroonheilige kunnen rekenen.
In de crypte, waar de pelgrims kalmerende baden kregen, een spa avant la lettre, ligt ook het Zottenboek, waarin de geesteszieken werden geregistreerd.
Tijdens het Interbellum stonden er meer dan 500 textielfabrieken en weverijen in Ronse. In het textielmuseum Must zien we o.a. een enorme collectie weefgetouwen van de jaren ’20 tot nu. Als onze gids een van de oudste machines aanzet, want ze werken nog allemaal, is het geluid oorverdovend. Uitgerekend dan valt onze blik op een vergeelde affiche: ‘In Ronse zingen de weefgetouwen.’ Een enorm eufemisme, want zij die hier werkten waren meestal al voor hun 20ste potdoof.
Zonder oorbeschermers moet het de hel geweest zijn. Maar er kwamen ook positieve dingen uit voort. Zo zijn er hier tal van uitdrukkingen ontstaan: schering en inslag, de riem afleggen of de draad kwijt zijn. Zonder het te weten heeft de weefindustrie onze taal verrijkt. Hoe dan ook, Must bezoeken is een must.
Een belevingscentrum with a view. Vanop de panoramatoren van het belevingscentrum de Hoge Mote, een van de best bewaarde historische gebouwen van de stad, hebben we een prachtig uitzicht op Ronse.
In het bezoekerscentrum komen we aan de hand van filmpjes en virtual reality veel te weten over deze ooit bloeiende textielstad in de Vlaamse Ardennen. De oorspronkelijke kanunnikenwoning kan je bereiken via een loopbrug over een beekje. De stad werd nooit ommuurd, maar werd beschermd door een krans van moten, verhoogde heuvels, die telkens omringd waren door een gracht.
De Hoge Mote is ook de plek waar nu de meeste stadswandelingen starten. Vlakbij, in het Bruulpark, ligt het Spanjaardenkasteel, waar het Spaanse garnizoen gelegerd was. Na een brand in de 17e eeuw werd het gerestaureerd tot de Dekenij van de Sint Hermesbasiliek. De laatste deken liet het helemaal in Louis XV en XVI stijl inrichten. Vandaag vormt het samen met het aanpalende Must een van de mooiste hoekjes van Ronse.
Textiel bracht enorme welvaart in Ronse, wat weerspiegeld wordt in de architectuur. Vooral tijdens het interbellum beleefde de stad een gouden periode. De textielbaronnen en Franstalige bourgeoisie lieten statige villa’s en huizen bouwen in de gangbare trend van die tijd: art deco, waarvan strakke eenvoud, geometrische figuren en duurzame materialen de hoekstenen vormen. Wij nemen deel aan een art-decowandeling en verbazen ons over het grote aantal huizen in dit genre, met vaak sobere maar prachtige details. Uiteraard zijn er nog andere bouwstijlen terug te vinden in de stad.
Een gebouw dat zeker een bezoek waard is is het fraaie neoclassicistische station, het oudste op het Europese vasteland. Leuk weetje: het werd in 1841 in Brugge gebouwd en 40 jaar later steen per steen naar Ronse gebracht.
Als we café Local Unique binnenstappen, een van de drie beschermde cafés van Ronse, valt niet alleen het prachtige interieur met het originele mozaïekwerk op, maar proeven we ook een Hoge Mote, een heerlijk plaatselijk biertje.
Het is een van de etappes van de ‘Smaakkaart’ die ons langs alle lekkere hotspots van de voormalige Vrijheid, het oude centrum van Ronse, voert.
Zo proeven we in het volkscafé Hermes vlakbij de St. Hermes kerk een Ronsenaarke, een lokaal aperitief op basis van Picon. Onze entree eten we in de Passage, de oude St. Martinus kerk die werd omgetoverd tot een foodiestempel. Heerlijke lokale kazen degusteren we in de tuin van Artisanne. En het dessert, huisgemaakte taart, steken we in het gezellige vintage interieur van Barista Koffieboone achter de kiezen. Want de liefde voor Ronse gaat zonder twijfel door de maag.
Onze Smaakkaart-calorieën wandelen we eraf in het Muziekbos. Een naam die niet alleen met muziek te maken heeft maar ook met muz, wat moerassig betekent. Net als in het Hallerbos vind je hier in april een zee van blauwe boshyacinten. Er doen verschillende legendes de ronde, zoals een woudorgel dat ’s nachts wonderbaarlijke koraalzangen speelt en ook heksen en weerwolven ontbreken niet op het appel. Het meest opvallende monument is de Geuzentoren uit 1864. Als je hem beklimt kan je een van de Romeinse grafheuvels van bovenuit ontdekken en kijk je uit op het mooie glooiende landschap van de Vlaamse Ardennen. De naam voor deze regio bedacht dichter Pol De Mont, die toen hij de toren beklom en het landschap van bovenuit zag verrast uitriep: ‘Maar dat zijn hier de Vlaamse Ardennen!’
En of het allemaal nog niet zot genoeg is, is er ook nog een zottenmuur met street art uit de jaren ‘70. Het is het startpunt van de jaarlijkse Bommelsfeesten, het vroegste carnaval van België, waar niet een prins maar elk jaar een koningspaar wordt verkozen. Hun naamplaatjes belanden telkens op de zottenmuur. En ook hier is een woord ontstaan, nl. boemelen. En boemelen kunnen ze hier als de beste en dan nog het liefst streekbiertjes. Want ook Ronse heeft een microbrouwerij, Keun. Dus naast heerlijk eten, kan je er ook à volonté enkele vloeibare lekkernijen proeven. Cheers!