Met haar fleurige parken en lanen die in de lente lila kleuren door de enorme jacarandabomen die dan in bloei staan, nodigt Sevilla uit tot een ontdekkingstocht te voet of, waarom ook niet, per koets. Er gaat niets boven een wandeling in de Barrio de Santa Cruz, de voormalige Judería (Joodse wijk). Deze plek, een van de mooiste plekken van de stad, leidt naar de Giralda, een enorme klokkentoren van 98 meter hoog. De kathedraal is uitzonderlijk door haar hoogte, maar net zo goed door haar binnenkant. Het is na die van Rome en Londen de grootste kathedraal. Binnen bevinden zich het mausoleum van Christopher Columbus, de koninklijke kapel, de Capilla Mayor, en haar gigantische altaarstuk. En de heerlijke patio de los Naranjas geurt naar oranjebloesem…
De stad bezit ook een alcázar. Dit is een prachtig paleis, gebouwd door de Omajjaden vanaf 844. Van het islamitische paleis is echter alleen nog de patio del Yeso over. De christelijke Alfons X begint met de bouw van een nieuw paleis in Gotische stijl. Een eeuw later voegt koning Don Pedro er een schitterend paleis in mudejarstijl aan toe (gemaakt door moslims die door het katholieke regime werden verwelkomd). De fantastische koepel van de Zaal van de Ambassadeurs komt uit 1427 en is versierd met in cederhout uitgesneden maaswerk met vergulde randen en afgewerkt met azulejos. De patio’s van La Montería (de jacht), Las Doncellas (de maagden) en Las Muñecas (de poppen) zijn door de grootste kunstenaars uit die tijd gemaakt. De patio del Crucero is op oude baden gebouwd. ’s Avonds verwelkomen de terrassen in de wijk Triana op de oever aan de linkerkant van de Puente de Isabel II de liefhebbers van ‘dolce far niente’ om er van de weerspiegelingen van de stadsverlichting te genieten. Vanaf de namiddag loopt het storm en zetten de vele bars hun snel bezette tafels klaar. Dan is het tijd voor een glas sangria en wat tapas.