Een kwestie van bewijs
Het is de verhuurder die moet
bewijzen dat je effectief schade veroorzaakte aan het door jou verhuurde pand.
Dat kan hij in de praktijk veelal alleen doen als hij een ingaande en uitgaande
plaatsbeschrijving heeft. Door de vergelijking van beide kan de schade worden
vastgesteld. Is zo’n plaatsbeschrijving er niet dan wordt vermoed dat je het
gehuurde pand teruggaf in de staat waarin je dat ontving.
Onderling vaststellen
Is er huurschade dan is het in
eerste instantie mogelijk de omvang daarvan in onderling akkoord vast te
leggen. Je zou het dan eens kunnen worden over een bepaald bedrag dat de
verhuurder van de door jou gegeven waarborg kan inhouden. Heb je zo’n afspraak
dan zet je die best ook op papier om discussies naderhand te vermijden.
De rechter beslist
Kom je er onderling niet uit en
houdt de verhuurder de waarborg ‘in’ dan zal jij het initiatief moeten nemen om
de waarborg terug te vorderen. Je kan daarbij beginnen met een aangetekende
brief te schrijven. Helpt dat niet, dan kan je de verhuurder in verzoening
oproepen bij de vrederechter. Heeft ook
dat geen succes, dan kan je nog altijd een echte procedure starten bij de
vrederechter.
Als de huurwaarborg niet volstaat
Als de schade die je toebracht aan
het pand hoger is dan het bedrag van de huurwaarborg, dan kan de verhuurder
vragen dat je ook die extra schade vergoedt.
Het is dus niet zo dat het bedrag van de waarborg het maximale bedrag is
waarvoor je aansprakelijk kan worden gesteld. Een verhuurder die meent dat het
bedrag van de waarborg niet volstaat voor de veroorzaakte schade kan je voor de
rechtbank brengen om je daar te laten veroordelen tot het surplus.